Kroniek van mijn jeugd deel 2
Hoofdstuk
9. 9 april 1954 – 9
april 1955
waarin ik naar
de vakantiekolonie
ging
Ook
in de vijfde klas zat ik bij juffrouw Van Rijt. Juffrouw Loes van Rijt
kwam uit Delft en ze had rood haar. Ze was heel aardig. In de vijfde klas kregen we een heel interessant vak erbij: natuurkunde. Juffrouw Van Rijt vertelde over vaste, vloeibare en gasvormige stoffen en ik vond dat allemaal heel bijzonder. Ze was een heel goede onderwijzeres: ik heb in die twee jaar bij haar ontzettend veel geleerd. |
|
In
de herfst van 1954 moest ik 6 weken naar de vakantiekolonie, huize St. Antonius,
Bosscheweg 113 in Boxtel. Ik was te
mager, ik woog te weinig en ik zag te bleek. Tussen
de middag warm eten en daarna een uurtje rusten. Na het middagslaapje weer naar
het bos, weer naar de speeltuin en daarna brood eten. Onder het eten werd er
voorgelezen uit het boek van Pinkeltje, heel spannend! En
na het eten was het leukste moment van de dag, dan gingen we naar de speelzaal
en deden we een spel, bijvoorbeeld Kat en Muis. Dan stond iedereen in rijen op
gelijke afstand van elkaar, met de handen vast. Een kind was de kat en een kind
was de muis. De kat moest de muis pakken en ze mochten niet onder de handen
doorkruipen, alleen door de open rijen lopen. Op een bepaald teken draaide
iedereen zich een kwart slag om, pakte de handen vast van de nieuwe
buurkinderen, waardoor de kat en de muis zich ineens in een heel andere omgeving
bevonden. Dat veroorzaakte veel hilariteit. Voor we naar bed gingen, kwam er altijd een moment waarop ik jaloers was op sommige meisjes, nl. de meisjes met lang haar. Voor het slapen gaan werden er bij de meisjes met lang haar papillotten ingedraaid: eerst werd er een streng haar gekamd, dan werd er een reepje witte katoen in geknoopt en dat werd opgerold en vastgezet. De volgende morgen hadden die meisjes dan mooie pijpenkrullen. Ik niet, ik had kort haar. Toen ik
weer terugkwam uit de vakantiekolonie, kreeg ik een paar keer na school
bijles van juffrouw Van Rijt, en ik had de andere kinderen al snel weer
ingehaald. Toen
ik op de lagere school zat, verhuisden opa en oma Bentvelsen naar de Hof van
Delftlaan 6, dichter bij ons huis. Ik kon dus heel vaak bij oma op bezoek gaan. |
|
Oma had een heel mooi poppenhuis, met melkbussen en ze vertelde dat haar opa melkboer was geweest en op de Buitenwatersloot had gewoond. Opa en
oma waren heel modern: ze hadden al eerder dan andere mensen telefoon en
televisie. |
Soms
mocht ik van oma de franjes van het vloerkleed kammen. Dat was een heel secuur
werkje en als alle franjes weer precies naast elkaar lagen, had je wel eer van
je werk! Als ik dan weer naar huis ging, stopte oma in de gang wel eens een
dubbeltje in mijn hand. Dat deed ze altijd heel stiekem, want opa mocht dat niet
weten! Vaak
zat ik gewoon maar bij oma te lezen, want ik was dol op de kinderkerstboeken die
ze had. Daar stonden heel leuke verhalen in, bijv. van de beer en de vos. Het
was winter en de beer had honger. Ga dan vissen, zei de vos. Ik heb geen hengel,
zei de beer. Dan hang je je staart toch in het water van de sloot, zei de vos.
Maar ’s nachts ging het vriezen en de staart van de beer zat vastgevroren in
de sloot. Hij moest hem helemaal lostrekken, waarbij zijn staart afbrak. Zo komt
het dat beren geen staart meer hebben. |
Bij
de tantes las ik het boek van vrouwtje Piggelmee. Ze was nooit
tevreden en vroeg steeds maar méér aan het visje in de zee en het liep
slecht met haar af: ze verloor alles wat ze aan het visje in de zee had
gevraagd, maar gelukkig troostte ze zich met Van Nelle’s koffie. Tot
het einde hunner dagen
|
![]() |
Bij tante Mien las ik veel boeken van Sjors en Sjimmie. Op een dag verloor Sjors
zijn ene handschoen. Aan één handschoen heb je niets, dacht hij en hij gooide
daarom zijn andere handschoen maar weg. Maar een tijdje later vond hij opeens
zijn eerste handschoen terug! Toen moest hij snel op zoek naar zijn tweede
handschoen, maar die kon hij niet meer terugvinden. Dus gooide hij zijn eerste
handschoen maar weer weg. Toen vond hij zijn eerste handschoen terug en zo ging
het nog even door. Dat vond ik heel grappig! Ook had tante Mien boeken van Klompertje, een jongen van Urk. Hij klom een keer door het openstaande halfronde bovenraampje van de deur zijn huis binnen. |
Opa haalde ’s zondags in de kerk altijd het geld van de collecte op en hij nam het mee naar huis om te tellen. Dat was leuk! Het tafelkleed ging van de tafel af, zodat het houten blad tevoorschijn kwam en dan werd het geld op tafel uitgestrooid. Daarna maakte opa er rijtjes van: muntsoort bij muntsoort en dan rijtjes van 1 gulden, dus 4 kwartjes (2 groepjes van 2) bij elkaar, 2 dubbeltjes naast elkaar en dan 5 rijtjes onder elkaar, enz. Het mooist was uiteraard als de centen geteld moesten worden, en de meeste munten waren centen! Dat werden er 2 naast elkaar en dan steeds groepjes van 10. | ![]()
|
Opa had ook iets bijzonders: bovenop zijn duim (ik weet niet meer of het zijn rechter- of zijn linkerduim was) was nóg een duimpje gegroeid en hij zei heel vaak: Kom eens naar mijn duimpje kijken! Alle kleinkinderen vonden dat heel intrigerend en ook een beetje eng. Maar gelukkig kregen we dan ook meestal een lekker pepermuntje. Opa had altijd een rolletje King in zijn broekzak of in de zak van zijn vestje. En niet van die kleine pepermuntjes, nee, echte King, grote pepermunten! Hij had ook een prachtig ouderwets vestzakhorloge aan een horlogeketting. |
's
Zondags gingen we vaak bij oma van Leeuwen op bezoek. Ze woonde op de
Lookwatering, een smalle kade met zwart grint, onverhard dus. We gingen er
lopend naar toe, want alleen papa en mama hadden een fiets, wij niet.
|
|
Wat
is het toch heerlijk
Bij ’t kribbetje fijn,
Ik zou hier altijd willen zijn
Maar ’t klokje tikt altijd geregeld maar door
Denk niet dat aan ’t mopp’ren of pruilen zich stoort
Tik tik, tik tik, tik tik
Allang 7 uur, wat een schrik.
’t
Is kindertjesbedtijd, zegt vader, vooruit
De kaarsjes die moeten nu uit
Wie heeft er de beurt om te blazen vandaag,
Het is kleine Rie en die doet het zo graag,
Fuut fuut, fuut fuut, fuut fuit,
Rie blaast op de maat ze nu uit.
En
nu zoet naar bed toe zegt vader heel zacht
Zeg ’t kindje maar even goenacht
Nacht Jezu, wij moeten nu slapen thans gaan
Maar morgen steekt moeder de kaarsjes weer aan
Fuut fuut, fuut fuut, fuut zacht
Weltrusten lief kindje goenacht.
(Met dank aan tante Lenie, die mij de tekst van het 1e en het 3e
couplet leverde.)
Pasen
was ook een bijzonder feest:
Eerst kreeg je Aswoensdag, dan ging iedereen naar de kerk om een askruisje te halen. De hele dag liet je dat askruisje op je voorhoofd zitten, dan kon iedereen zien dat je naar de kerk geweest was.
Dan was het 40 dagen vasten. Op doordeweekse dagen mocht je niet snoepen. Als je soms toch een snoepje kreeg van iemand, bewaarde je dat in je vastentrommeltje. Ieder kind van ons gezin had een eigen trommeltje. ’s Avonds maakte je het open om te kijken hoeveel er al in zat, maar je snoepte er niets van. Op zondag mocht je het opeten, maar we bewaarden het meeste toch voor Pasen. De vastentijd was ook de tijd van de grote schoonmaak: het hele huis werd leeggehaald en schoongemaakt. Ook de kachel ging weer naar zolder, koud of niet koud.
De zondag voor Pasen was het Palmpasen. Op de kabouters hadden we een palmpaas gemaakt. Dat was een lange stok met een zijstok en overal crêpepapier omheen. De stok was versierd met palmtakken en er hing snoep aan. Bovenop zat een haantje van brood. Alle palmpasen werden meegenomen naar de kerk en na de mis werden de palmpasen naar zieke mensen gebracht. |
![]() |
Witte
Donderdag was ook een heel bijzondere dag. Het was dan al paasvakantie,
dus je had alle tijd om naar de kerk te gaan. Op Witte Donderdag werden
heel veel hosties geconsacreerd, want op Goede Vrijdag en op paaszaterdag
waren er geen missen.
Op
Goede Vrijdag was er ’s middags om half 3 kruisweg. Dan ging de pastoor
de 14 kruiswegstaties (schilderijen die in de kerk hingen) langs. De 12e
statie was: Jezus sterft aan het kruis en die werd om 3 uur
voorgelezen, precies de tijd dat Jezus gestorven was. Bij het lezen van de
kruiswegstaties moest je steeds knielen, staan, knielen, staan en je mocht
ook helemaal meedraaien met je gezicht naar de staties, dus bij sommige
staties stond je bijna achterstevoren in de kerkbank.
Paaszaterdag
was er geen mis, alleen wijwater wijden. Achter in de kerk stonden grote
teilen en bakken. Met flessen moesten we naar de kerk om wijwater te
halen. Daarmee werden alle wijwaterbakjes gevuld. Die bakjes hingen boven
ons bed, met een palmtakje er boven. Als we gingen slapen, maakten we
eerst een kruisje met wijwater.
En dan kwam Pasen. De paasmis was ’s avonds laat, zodat de consecratie precies bij het begin van Pasen plaatsvond. In de paasmis werd de paaskaars ontstoken en iedereen kreeg, om zijn eigen kaars aan te steken, licht van de paaskaars. Dat vond ik zo mooi! En iedereen kwam op zijn paasbest naar de kerk: met Pasen trok je voor het eerst dat jaar weer je zomerkleren aan. En als je bedenkt dat Pasen de zondag was na de eerste volle maan in de lente en je rekent dan uit dat Pasen tussen 22 maart en 25 april kan vallen, dan kun je je voorstellen dat het soms nog heel koud was!
De meimaand was Mariamaand. Dan baden we heel
vaak het rozenhoedje. Ook moesten we
dan vaak de Litanie
van Maria bidden. Iedereen knielde dan voor zijn of haar stoel in de
kamer en ma begon met het opzeggen van alle titels van Maria, o.a.
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Heerlijk vat van godsvrucht,
Mystieke roos,
Toren van David,
Ivoren toren,
Gouden huis,
Ark van het verbond, enz.
We baden of zongen ook wel eens de Litanie van alle heiligen, ik weet niet meer bij welke gelegenheid. Als er één heilige door het koor genoemd werd (gezongen), zong het volk als antwoord: Ora pro nobis; als er meerdere heiligen genoemd werden, bijv. H.H. Johannes en Jacobus, was het gezongen antwoord: Orate pro nobis. Dat hield het spannend, want je mocht je natuurlijk niet vergissen. Het was wel een enorm lange lijst van heiligen die genoemd werd! Op een gegeven moment werd het antwoord: Libera nos Domine en daarna: Miserere nobis en nog andere antwoorden.
![]() |
Papa
deed vaak secretariswerk voor de voetbalclub van Den Hoorn, onder andere de
voetbalkaarten schrijven: de uitnodigingen voor de spelers. Dat waren gele
briefkaarten, half voorgedrukt,
waarop nog ingevuld moest worden: welke spelersplaats (keeper, links back,
rechts back, links half, spil, rechts half, links buiten, links binnen,
midvoor, rechts binnen, rechts buiten of reserve), de naam van de
tegenspelers, hoe laat vertrek, per... fiets of auto, van waar vertrek,
enz. Ook de namen en adressen moesten nog ingevuld worden. Dat was iedere
week een leuk werkje voor Gerard en mij en we verdienden er 5 cent per
elftal mee! Ook mochten we ’s zondags wel eens mee naar de voetbal. In het voetballen zelf had ik geen interesse. Het enige leuke was, dat we altijd van papa een dubbeltje kregen om een rolletje drop te kopen! Van die ingedeukte dropjes, met een hoge rand, met een rood papiertje om het rolletje. Het was ook leuk als de bal in de sloot geschopt werd. Dan moesten de spelers moeite doen om de bal weer er uit te halen. Soms gingen we op de wei naast het voetbalveld spelen. Als er dan een bal overgeschoten werd, konden wij hem terugschieten. |
In
de zomer speelden we meestal met alle buurkinderen buiten, op straat. We
speelden dan verstoppertje of tikkertje, maar meestal een hinkelspel.
Wie aan de beurt was, gooide een steentje of een kettinkje in het vak met
de 1, sprong over dat vak tot spreidstand in 2-3, hinkte in 4, spreidstand
in 5-6, hinkte in 7 en draaide om tot spreidstand terug in 8-9. Op de
terugweg haalde je je steentje of kettinkje weer op en je gooide het
daarna naar
2, enz. De vakken waar steentjes of kettinkjes in lagen, moest je
overslaan. Als 8 en 9 allebei bezet waren, mocht je de hemel gebruiken om
om te draaien.
Het hinkelspel tekenden we met krijt op de stoep. Er was nog geen
stoepkrijt, dus we gebruikten oude klinkers, bakstenen of dakpannen. Dat
rode krijt was niet zo goed te zien op de stoep en het tekende ook niet zo
prettig, want het was erg hard. Met gips kon je veel beter krijten. We
hadden in de huiskamer een aantal heiligenbeelden staan die van gips waren
gemaakt: een Mariabeeld, een Heilig-Hartbeeld, een Sint-Jozefbeeld. Ik
vroeg dus aan mama of ik een
van die beelden kapot mocht gooien om te krijten op de stoep, maar dat
vond mama niet goed.
Er
waren ook kollen, dat waren knikkers van glas met mooi gekleurde strepen
erdoorheen. Als kollen vielen, gingen ze niet helemaal kapot, maar er braken dan
wel stukjes af. Hij was dan minder
waard. Kollen hadden namelijk een waarde: het getal gaf
het aantal tegels op de speelplaats aan, waarvandaan je mocht proberen de
kol met knikkers te raken. Onder het speelkwartier zag je overal rijen kinderen
om een stel andere kinderen heen staan, waarvan de een de kol van de ander
probeerde te raken. Zodra een van je knikkers de kol raakte, was de kol van jou.
Ik durfde daar nooit zo goed aan mee te doen, want stel je voor dat het me al
mijn knikkers zou kosten om de kol te raken! Dat vond ik veel te riskant! Op een
keer was er kermis in Den Hoorn, precies naast ons huis. Er was nog geen
bebouwing en op dat open stuk land was juist plaats voor de kermis!
Als ik ’s avonds in bed lag, hoorde ik de zweefmolen zo’n beetje
langs mijn slaapkamerraam zweven. Vroeger op de avond, als ik zelf in de
zweefmolen zat, vond ik het een hele sensatie om vlak langs mijn slaapkamerraam
te zweven! De zweefmolen vond ik geweldig, verder gaf ik niet zo veel om de
kermis. |
|
Het
gebeurde regelmatig dat papa en mama ’s avonds naar een bruiloft gingen: ze
hadden allebei jongere broers en zussen die gingen trouwen en ook de koperen
bruiloft (12 ½ jaar getrouwd) werd uitbundig gevierd. Hoofdstuk
10.
9 april
1955 – 9 april
1956 Na de
zomervakantie kwam ik in de zesde klas bij zuster Tarcissa. |
Oom Gé was dat jaar afgestudeerd op CIOS en hij ging gymles geven in Den Hoorn bij de gymvereniging WIK, Willen Is Kunnen. Natuurlijk gingen wij daarom op gym, want het was wel heel leuk om van je oom gymles te krijgen! Ook
voordat ik op gym ging, hield ik van bewegen: In de
zesde klas kregen we extra godsdienstles als voorbereiding op onze Plechtige
Hernieuwing der Doopbeloften, kortweg Plechtige Communie genoemd. In de handwerkles maakten we een babybroekje: een ballonbroekje van donkerblauwe katoen, waarvan wij de naden en zomen met de hand moesten naaien. Ik maakte grove, ongelijke steken en ik was heel jaloers op Annie Alsemgeest, die van die prachtige, kleine, gelijkmatige steekjes kon maken. Als je snel klaar was, mocht je een streng wol ophouden, zodat een van de andere kinderen de wol uit elkaar kon halen en de wol op een bol kon winden. Dat vond ik leuk werk: ik puzzelde net zo lang, tot ik zag waar de draad vandaan kwam en ik maakte er weer een mooie bol van. |
Toen het babybroekje klaar was, gingen we wanten breien op 4 naalden. Dat was een heel gepriegel, maar ik vond het er bijzonder interessant uitzien, een breiwerkje met 4 naalden en ik was blij dat ik al van die moeilijke dingen kon doen. In de rekenles werd er veel aandacht besteed aan GGD en KGV: de grootste gemene deler en het kleinste gemene veelvoud. De terminologie was aan mij niet besteed: ik had geen flauw idee wat ik aan het doen was, maar ik had de trucjes snel uit mijn hoofd geleerd en ik had altijd de goede uitkomst. Als we 's morgens op tijd klaar waren met ons werk, ging zuster Tarcissa voorlezen uit een heel spannend boek: Engelandvaarder, door K. Norel. Dat verhaal ging over een jongen uit Urk, in de oorlog, die graag naar Engeland wilde ontsnappen om vandaaruit te vechten tegen de Duitsers. Uiteindelijk lukte hem dat. |
Er was wél
iets héél engs in de zesde klas: zuster Tarcissa had verteld over
kolendampvergiftiging: we moesten altijd goed opletten dat de klep van de kachel
verticaal ston Ik was
10 jaar, ik zat in de 6e klas en ik was de beste van de klas, maar op
een dag eind november liep ik naar school met Riet van Rooijen, een buurmeisje
dat een jaar ouder was dan ik, en ze vertelde me: Weet je dat Sinterklaas niet
bestaat en dat je moeder al die cadeautjes in je schoen doet? Ik geloofde er
helemaal niets van: wij waren arm, waar zou mama het geld vandaan halen om al
die cadeautjes voor ons te kopen? Dat was onmogelijk! En ik geloofde nog steeds
in Sinterklaas! |
Ik las
heel veel en in de 6e klas werd ik lid van de bibliotheek. Die was
gevestigd in de pastorie. Iedere zondag na de hoogmis kon je daar, bij Anna en
Mina, boeken lenen voor ƒ 0,10 per boek. Ik was gek op jongensboeken, zoals de
boeken van Arendsoog en Witte Veder, en de boeken van Pim Pandoer: Met
sinterklaas hadden Gerard en ik allebei een boek gekregen, ik een meisjesboek en
hij een jongensboek. Maar zijn boek: Avonturen op de Westerplas, vond ik veel
spannender dan het mijne! Ik weet de titel niet eens meer! We hadden ook de liefhebberij van het sparen ontdekt: We spaarden postzegels en sigarenbandjes, voetbalplaatjes en plaatjes voor de sprookjesboeken van Bambi en Pinocchio. |
Voor de postzegels hadden Gerard en ik allebei een album gekregen, ik een rode, Gerard een groene. Dat waren insteekalbums. We hadden ook een album waar je de postzegels met een plakkertje in moest plakken. Dat plakkertje moest je dubbelvouwen en natmaken, waardoor de postzegels zo min mogelijk zouden beschadigen. We weekten de postzegels af door ze een nacht in een kopje met water te leggen. De natte postzegels werden dan op de rand van het aanrecht neergelegd met de plakkant naar boven, zodat ze niet aan het aanrecht zouden vastplakken. Ook hadden we een stockboekje waarin de dubbele werden bewaard. |
Op
verjaardagen van papa en mama hielden we de ooms nauwlettend in de gaten: als ze
een sigaar opstaken, waren we er als de kippen bij om hun sigarenbandje te
vragen. We plakten die bandjes in een plakboek, de merken bij elkaar. Gerard spaarde voetbalplaatjes die je bij kauwgom kreeg. Ik gaf niets om kauwgom, maar als we ’s zondags met papa naar het voetballen gingen kijken, vroegen we om kauwgom vanwege de voetbalplaatjes. Een paar jaar later kreeg je filmsterrenplaatjes bij de kauwgom, die spaarde ik wél. |
Bij bepaalde producten kreeg je plaatjes voor sprookjesboeken zoals Bambi en Pinocchio. De albums werden kaal geleverd en de plaatjes moest je er zelf bij sparen. Ik heb de boeken stukgelezen, want iedere keer als je er weer een plaatje bij had, ging je het hele boek weer lezen. Ook deed ik samen met Gerard gezelschapsspelletjes, bijv. Monopoly. Dat spel hadden we zelf niet, maar de tantes wel. Op een dag mocht ik het meenemen om het helemaal na te maken. Van een oude Blue Band-doos maakte ik het speelbord en met eindeloos geduld maakten Gerard en ik op stukjes papier het geld na, de straatkaartjes, de kans- en Algemeen Fondskaarten, en we zochten knopen uit mama’s knopendoos: witte knopen waren de huizen en zwarte knopen de hotels. Uuuuren hebben we Monopoly gespeeld! |
|
Als we minder tijd hadden, deden we galgje. Een van beiden nam een woord in gedachten en tekende het aantal puntjes (het aantal letters van dat woord). De ander noemde een letter. Was dat een goede letter, dan werd die letter ingevuld, maar was het een letter die niet in het woord voorkwam, dan werd er een galg getekend, iedere keer een stukje verder. Als de galg klaar was voordat je het woord geraden had, dan ‘hing je’. De
jeugdbeweging (padvinderij) nam een prominente plaats in in ons leven. Hoofdstuk
11.
9 april
1956 – 9 april
1957 Op 1 juli 1956 deed ik mijn Plechtige Hernieuwing der Doopbeloften. |
Ik was 11 jaar, zat in de 6e klas en wilde voor 'groot' aangezien worden. Maar ik was nog te jong voor nylonkousen, vond mama, en ik moest nog steeds witte sokjes dragen. Sommige kinderen van mijn klas droegen al nylons, met een jarretelgordeltje en dat vond ik erg interessant. Ongeveer in diezelfde tijd als de Plechtige Communie was de voorbereiding voor het Vormsel, een van de 7 sacramenten (Doopsel, Vormsel, H. Sacrament des Altaars (=Communie), Biecht, Oliesel, Priesterschap en het Huwelijk). Voor het toedienen van het Vormsel kwam de bisschop in de parochiekerk. Bij allebei, zowel bij het Vormsel als bij de plechtige Hernieuwing der Doopbeloften, ging het om ‘erbij horen’, volwassen worden in het katholieke geloof, eigen verantwoordelijkheid nemen en hoewel het Vormsel een sacrament was en de plechtige Hernieuwing der Doopbeloften niet, werd aan de plechtige Hernieuwing der Doopbeloften veel meer aandacht besteed. |
Bij het Vormsel mocht je zelf een heiligennaam uitkiezen, van een heilige die je bewonderde. Ik koos Maria Goretti, zoals zoveel meisjes, omdat we daar heel veel over hadden gehoord. Maria Goretti was gestorven omdat ze kuis wilde blijven, niet aan een man wilde toegeven en dat was in onze romantische ogen heel bijzonder! | ![]() |
Papa
werkte al sinds 1949 in de tuin van oom Geer, aan de Woudseweg. Als het zondags
mooi weer was, gingen we wel eens met hem mee om te luchten. Nee, wij hoefden
niet te luchten, maar de sla en de bloemkool die onder de ramen stond. ’s
Morgens liepen we dan door de paden om lucht te zetten: dan zetten we onder
ieder raam een blokje, zodat er lucht bij de groente kon komen. Dat blokje moest
op zijn kant, dat heette ‘kant lucht zetten’ of het blokje moest rechtop
gezet worden, dat heette ‘hoog lucht zetten’. Aan het eind van de middag
moesten alle blokjes weer onder de ramen uitgehaald worden, dat heette ‘lucht
uithalen’. Je moest ontzettend voorzichtig doen met de ramen, dus het was een
spannend werkje. Je moest wel goed uitkijken, dat je niet in een koeienvlaai trapte. En als er zo'n koe op me afkwam, wist ik niet hoe gauw ik weer over de plank moest rennen naar onze eigen kant van de tuin. |
Toen
ik 11 jaar en 5 maanden oud was, in september 1956, ging ik naar de St.
Antonius-ULO voor meisjes in Delft. Natuurlijk mocht ik dat stuk niet alleen
fietsen, dus iedere morgen om kwart voor 8 haalde ik mijn achternichtje Toke van
Vliet op, die op de Tramkade woonde en samen fietsten wij naar school. Op de lagere school hadden wij nooit een vrije middag, we gingen 5 hele dagen naar school, maar nu, op de ULO, hadden we dinsdags- en donderdagsmiddags vrij, maar we moesten wel op zaterdagochtend naar school. Maar omdat er thuis voor mij helemaal geen gelegenheid was om huiswerk te maken, ging ik op dinsdag- en donderdagmiddag naar de huiswerkklas op school. |
Op 30 november 1956 waren papa en mama 12½ jaar getrouwd, en als cadeau werd er een foto gemaakt van alle 5 de kinderen. | ![]() |
Een
koperen bruiloft was altijd een groot feest. Het werd gevierd in het zaaltje van
Aad van Velsen. Tante Mien en tante Corry hadden een paar liedjes met ons ingestudeerd: Wij
komen samen uit Japan Iene-miene-matsjang Hierbij waren we alle 4 (Lia was nog te jong) als Chineesjes verkleed, met een grote platte punthoed met een zwarte vlecht er aan vastgemaakt.
|
Ook had tante Mien een grote wijde rok met 4 gaten er in, waar wij onder verstopt zaten. Bij het zingen van het couplet staken wij onze hoofden door die gaten naar buiten. Het lied heette: onder moeders crinoline. | ![]() |
Dames,
heren, zo ge ziet, ‘k ben van de oude tijd
Ach de wereld van vandaag gaat zo snel, wat spijt
Met mijn viertal kinderen, zedig, vroom en rein
Kwam
ik hier per trekschuit aan, want ‘k reis nooit per trein
Of misschien was de tekst:
Dames,
heren, zogezeid, ‘k ben van de oude tijd
Ach de wereld van vandaag gaat zo snel,
wat spijt
Met mijn viertal kinderen, zedig, vroom en goed
Kwam
ik hier per trekschuit aan, want ‘k reis nooit te voet
En wij zongen dan, terwijl we door de gaten van de rok naar buiten keken:
Ja,
zo gaan we heel tevreen
Samen door het leven heen
Veilig zoals gij kunt zien
Onder moeders crinolien!
Ja, zo gaan we heel tevreen
Samen door het leven heen
Veilig zoals gij kunt zien
Onder moeders crinolien!
We mochten helemaal tot het einde van het feest blijven, tot ’s nachts 01.00 uur! Dat was echt een sensatie! Ondertussen ging het MULO-leven ook gewoon door. Op zaterdag hadden we eens per 14 dagen een half uur zwemles in het Sportfondsenbad in Delft. O, wat vond ik dat verschrikkelijk, ik was zo ontzettend bang van water! |
De
andere vakken vond ik wel leuk, vooral de vreemde talen: Engels: I ride on my bike. Is my bike old? No, my bike is not old, my bike is new. Duits: Iedere keer als we brood aten, vroeg ik: Mamma, bekomme ich ein Butterbrot mit Marmelade? Op mama’s verjaardag zei ik zelfs een versje op in het Duits, over een kind dat zijn boterham in het water liet vallen. Een voorbijganger vroeg: met opzet? Nein, mit Leberwurst! We leerden rijtjes met voorzetsels die een bepaalde naamval kregen: |
3e
naamval: mit nach nächst nebst bei seit von zu ausser aus gegenüber gemäss entgegen samt zuwider |
4e
naamval: durch für ohne um bis entlang |
3e
of 4e naamval: an auf hinter neben in über unter vor (und) zwischen |
Ook Frans leerde ik heel graag, want ik schreef heeroom Cor, die in Canada
woonde, vaak een brief in het Frans. Die brief begon dan met: Cher oncle. Het was wel wennen dat we voor ieder vak een aparte leraar of lerares kregen. Onze lerares Nederlands was nog heel jong. Ze heette Bea Willems, ze kwam uit Oegstgeest en ze reed op een scooter. Op een dag kreeg ze een ongeluk met de scooter en ze kwam met haar been in het gips op school. Juffrouw Willems had een heel bijzonder gedicht (geen versje!) in mijn poëzie-album geschreven. |
![]() |
Gaat het tégen-wind, mê-vrind! |
Ik
vond het een moeilijk gedicht (ik vond alle gedichten moeilijk!) en ze had er
een zwart-wit foto van een zeilboot bij geplakt in plaats van poëzieplaatjes
met felle kleuren en glitters. Ik kon het op dat moment niet zo waarderen, ik
was er waarschijnlijk nog te jong voor. Met heel zachte kleuren heb ik daarna de
foto ingekleurd. Voor
muziek hadden we een heel bevlogen man, Pierre van Hauwe. Hij leerde ons naar
muziek luisteren. Hij zette dan een plaat op en wij hoefden helemaal niets te
doen, alleen maar luisteren! Dat was zo bijzonder! We begonnen met het sprookje
van Peter en de wolf, (daar was nog uitleg bij), daarna volgde die Moldau, waar
Pierre zelf uitleg bij gaf: Hoor je de rivier, hier is hij nog heel rustig. Nu
wordt de rivier heel wild! Dat wordt uitgebeeld door de instrumenten. We
luisterden ook naar de Bolero van Ravel. Bij de Bolero moesten we letten op het
ritme: toem-tetetetoem-tetetetoem-toem-toem. Het ritme werd steeds duidelijker. Hij
leerde ons de verschillende instrumenten onderscheiden, wat ik erg moeilijk
vond. In ons muziekschrift maakten we een plattegrond van alle instrumenten bij
een concert. Waar bevinden zich de violen, waar staat de harp, enz. |
We
gingen naar jeugdconcerten in de Stads Doelen. Ook moesten we namen van
opera’s, zangers en zangeressen verzamelen: opzoeken in bijvoorbeeld de
radiobode. Zo kreeg ik te horen over Fidelio van Beethoven, Rigoletto en Aida
van Verdi en over Jo Vincent en heel veel andere namen, waar ik nooit eerder van
gehoord had. |
Ik
luisterde in de vakanties iedere ochtend om 10 uur naar de Arbeidsvitaminen op
de radio. Dat waren verzoeknummers, aangevraagd door de werknemers van een
bepaald bedrijf. De Arbeidsvitaminen begonnen meestal met een mars, en daarna
kwamen allerlei populaire nummers. Als de Arbeidsvitaminen op de radio waren,
mocht mama van mij niet stofzuigen, anders kon ik de liedjes niet horen, dus
meestal zorgde ze dat ze voor 10 uur had gestofzuigd. Toen
ik al op de MULO zat, mocht ik eindelijk naar de gidsen. Alle andere kinderen
zaten in de 6e klas van de lagere school al bij de gidsen, maar omdat ik een jaar jonger was, zat ik
toen nog steeds bij de kabouters. Bij de gidsen leerde je heel leuke dingen: een
fluitenkoord vlechten, het Morse-alfabet, en als we op kamp gingen, kookten we
zelf ons eten op
zelfgebouwde kookplaatsen. Ook de wc, de hudo (houd uw darmen open) bouwden we
zelf. — . . / . . / — // . . / . . . // . / . / — . // — . . . / — — — / — — — / — . . / . . . / — . — . / . . . . / . — / . — — . // . . / — . // — — / — — — / . — . / . . . / . // (dit is een boodschap in Morse) Morse
lettercodes Voor
iedere letter is een codewoord bedacht. Iedere lettergreep wordt voorgesteld
door een Morseteken: een lettergreep met een o er in wordt voorgesteld door
een streep, een lettergreep zonder o er in wordt voorgesteld door een punt. |
a | antoon | . — |
b | bokkenwagen | — . . . |
c | commandobrug | — . — . |
d | dorsvlegel | — . . |
e | eend | . |
f | feestgenoten | . . — . |
g | grootmoeder | — — . |
h | huisbezitter | . . . . |
i | iemand | . . |
j | ja o zo mooi | . — — — |
k | kloosterpoort | — . — |
l | likdoornsnijder | . — . . |
m | motor | — — |
n | noorden | — . |
o | oorlogsvloot | — — — |
p | per motorfiets | . — — . |
q | quoldorp in nood | — — . — |
r | revolver | . — . |
s | seinsleutel | . . . |
t | toon | — |
u | uniform | . . — |
v | vakantieoord | . . . — |
w | waarborgsom | . — — |
x | zonder slagwoord | — . . — |
y | yorker moorkop | — . — — |
z | zoeloekaffer | — — . . |
Hoofdstuk
12.
9 april
1957 – 9 april
1958
waarin ik
weer een klas oversloeg
In juli 1957, op het einde van de eerste klas van de MULO, werd deze klassenfoto gemaakt, met juffrouw Hessing. Op
de achterste rij: nr. 6: Tonny de Vreede, |
|
|
![]() |
In
de zomer van 1957 was er iets heel engs: er was gevaar voor polio
(kinderverlamming). Het was een heel warme zomer en daardoor kon het
poliovirus zich sneller verspreiden. In die zomer ging het kamp van de
jeugdbeweging niet door, want er mochten niet teveel kinderen bij elkaar
zijn, daardoor kon het virus overgebracht worden. We mochten geen
inspannende dingen doen: geen touwtje springen, bijvoorbeeld. |
Omdat ook op de MULO het leren mij makkelijk afging, mocht ik samen met Marja Leeflang en Tonny de Vreede na de kerstvakantie van 1957 van de 2e naar de 3e klas overgaan. Het kostte ons alle drie niet veel moeite. We hoefden niet veel bijlessen te volgen, want we voegden ons zonder veel problemen in. Ik was nu wel 2 jaar jonger dan mijn klasgenoten! Als ze in de pauze grappen zaten te vertellen, begreep ik de meeste daarvan niet. ‘Teken eens 7 vierkantjes naast elkaar. Schrijf in ieder vierkantje een woord: wat-zei-de-bruid-in-haar-huwelijksnacht’ en degene die aan het schrijven was, reageerde met: Dat past er niet in! Iedereen barstte in lachen uit, maar ik had geen idee waar dat op sloeg. Op een middag had Tonny de Vreede een grote vlek in haar rok. Het was een geruite tweedrok en het was een bruinachtige vlek. Er was nogal wat consternatie in de klas en juffrouw van der Maat vroeg aan mij of ik wist wat er aan de hand was. Ik wist het niet en ze zei: Vraag het maar aan je moeder. Ik vroeg me af, of ze het in haar broek had gedaan. ’s Avonds vroeg ik het en mama vertelde over ongesteldheid en zwangerschap. Ze vertelde ook, dat ze zelf weer zwanger was en dat er in mei weer een broertje of zusje bij zou komen. Op
11 februari 1958 was het precies 100 jaar geleden dat Maria was verschenen aan
Bernadette. Ter ere van dat eeuwfeest voerden de leerlingen van de
3e klas van de ULO een spel op: Maria’s macht te Lourdes. Ik
was een van de weinigen in de klas die op klompen kon lopen, daarom mocht ik Bernadette
spelen. Ik was een boerenmeisje, dus ik had een lange rok aan, een hoofddoekje
op, een schort voor en een omslagdoek om, en natuurlijk sokken en klompen. Het
stuk ging over een blind meisje dat door een wonder van Maria weer kon zien. |
Ik ging vaak oppassen bij familie en buren: Bij
tante Mien, Looksingel 27, oppassen op Marieke en Jos. Tante Mien zette altijd
een trommel met koekjes klaar. Ik was er niet helemaal zeker van, of het de
bedoeling was dat ik de hele trommel leeg at, maar ik deed het toch maar! Zo
vaak kregen we thuis geen koekjes. Oom Wim had een plank vol met boeken, romans,
en ik vond het hoogst interessant dat ik op deze manier volwassen boeken kon
lezen. Ik was wel lid van de bibliotheek, iedere zondag na de hoogmis in de
zijzaal van de kerk, maar daar leende ik vooral Arendsoog- en Pim Pandoer-boeken.
Ik sliep bij het oppassen in dezelfde kamer als Marieke, die toen misschien 5
jaar was. ’s Morgens werd Marieke heel vroeg wakker. Dan kroop ze bij mij in
bed en we gingen letters tekenen op elkaars rug. Je moest dan raden welke letter
de ander had getekend. Bij tante Corrie van oom Geer, Looksingel 49, oppassen op Elly en Ton. Bij tante Corrie van oom Jan van Paassen, Kon. Wilhelminalaan 31, oppassen op Nic en Steven. Bij tante Nell van oom Gé, Kon. Wilhelminalaan, oppassen op Annemieke en Jac, zondags tijdens de hoogmis. Ik droeg dan altijd een donkerrode wollen jurk met pofmouwen en een etagerok. Nu ik hierover nadenk, klopt dit niet, want ik vertelde net dat oom Gé en tante Nell al in Hoeven woonden! Bij de overburen, de familie Van Leeuwen, Dijkshoornseweg 16, op Eef, José en Toos. Zij hadden een heel oude radio en ik was bijna de hele avond bezig met het zoeken naar een zender die niet stoorde. Ik mocht wel eens bij tante Coby logeren, in Pijnacker. Daar hielp ik dan in het huishouden. Ik leerde daar boontjes afhalen: aan iedere kant een klein stukje afsnijden, een bundeltje verzamelen en dan doormidden snijden. Ik kreeg daar droge handen van en daarom mocht ik een grote blauwe doos Nivea kopen om daarmee mijn handen in te smeren. Hoofdstuk
13.
9 april 1958 - 9 april 1959 Op 9 mei werd er weer een zusje geboren, Maria Bernadette, roepnaam Marja. Haar peettante was tante Rie, maar omdat tante Rie op de dag van de doop ziek was, mocht ik Marja onder de doop houden. |
Ons
avondgebed werd steeds langer; het werd nu: Alle
kinderen sliepen bij elkaar op zolder. Papa had de zolder laten verbouwen door
de firma Keijzer. Er was nu een apart gedeelte voor de meisjes. Om ruimte te
sparen stonden er tweepersoonsbedden. Ik deelde het bed met Anneke en Toke sliep
samen met Lia in het bed bij het raam. Gerard had een afgescheiden deel van de
zolder voor zichzelf, want hij was de enige jongen. Vaak waren we ’s morgens
vroeg al wakker, maar we mochten nooit voor 7 uur uit bed komen. Dan riepen we
in koor: Mama, hoeveel laat is het en kom eens hie-ier! In 1958 ging ik voor het eerst naar het buitenland: de 4e klas van de MULO ging op schoolreisje naar België! Dat was een belevenis: je moest een pas of een toeristenkaart aanschaffen, anders mocht je niet de grens over! Het schoolreisje ging naar Brussel, naar de Wereldtentoonstelling en naar het Atomium. |
|
Op de wereldtentoonstelling hadden heel veel landen een paviljoen
gebouwd, zodat je op één plek heel veel over de rest van de wereld te weten
kon komen. Marja Leeflang en ik hadden precies uitgezocht welke paviljoens we
wilden bezoeken. Vooral Japan was heel exotisch, maar de meeste tijd brachten we
toch in het Nederlandse paviljoen door, bij de maquette van de Deltawerken. Van
Brussel gingen we naar de grotten van Han, waar we een rondleiding kregen met
uitleg over de stalactieten en de stalagmieten, en daarna gingen we naar
Esch-sur-Sûre in Luxemburg, de stuwdam bekijken. Dat was echt een geweldige
wereldreis! |
In de zomervakantie van 1958 was er weer, zoals ieder jaar, een Pasar Malam. Dat was een door de jeugdbeweging georganiseerde fancy-fair. Er stonden allerlei kraampjes die door de gidsen, kabouters, verkenners en welpen bezet werden: touwtrekken, ringen werpen, bussen gooien, grabbelen enz. | ![]() |
’s
Morgens werd de Pasar Malam geopend door een kring van de leden van de
jeugdbeweging, terwijl de vlag gehesen werd en iedereen de belofte aflegde. In
1958 was dat op een ontzettend hete dag en iedereen stond daar in de brandende
zon. Het uniform was van vrij dikke stof gemaakt en ik kreeg het heel erg benauwd. Het volgende dat ik wist, was dat ik op de grond lag in het jeugdhuis
en dat er mensen om mij heen stonden die bezorgd naar mij keken. Ik was
flauwgevallen door de warmte. |
![]() |
Gelukkig
was ik snel opgeknapt en ik kon van de Pasar Malam gaan genieten. Er werd de hele dag muziek gedraaid en je kon ook nummers
aanvragen. Als er een nummer voor je aangevraagd werd, was je wel heel populair!
De hele dag hoorde je romantische nummers zoals: Mandolins in the moonlight, van Perry Como Diana, van Paul Anka Buona Sera, van Louis Prima en nog meer van dat soort nummers... |
Door
mijn ‘optreden’ van die morgen stond ik nogal in de belangstelling: heel
veel mensen spraken mij aan en vroegen hoe het met mij ging. Daardoor raakte ik
in een bijzondere, verliefde stemming en ik werd heel gevoelig voor al die
romantische muziek... Diezelfde
zomer logeerde ik met Marja Leeflang in Hoeven, bij tante Nell en oom Gé. Ook
in het bosbad werden weer romantische nummers gedraaid: Ook maakte ik in het Bosbad kennis met potato chips, een klein zakje met gebakken aardappelschijfjes, met een apart zakje zout er bij, wat je voor een kwartje kon kopen en dan lekker oppeuzelen na het zwemmen. Na
de zomervakantie ging ik naar de 4e klas van de MULO. We wisselden
vaak songteksten uit, zoals: When, van The Kalin Twins: Eindelijk, een maand voor mijn 14e verjaardag, in maart 1959, werd ik voor het eerst ongesteld. Maar wat was dat een gedoe! Mama kocht een gordeltje voor me. Dat was een brede band van elastiek, die je om je middel deed. Aan die band hing voor en achter ook nog een elastieken band met een knoopje erop. Dan kreeg je een badstoffen verband met aan beide uiteinden een knoopsgaatje, en dat bond je aan dat gordeltje vast. Na gebruik deed je het verband in een emmer met biotex, die speciaal voor dat doel op een verdekt opgestelde plaats in de keuken stond. Ik had al heel vaak op maandag-wasdag hele rijen van die verbandjes opgehangen, maar nu wist ik eindelijk waarvoor die waren. Hoofdstuk
14.
9 april 1959 - 9 april 1960 Het
voorjaar van 1959 stond in het teken van het examen: dat was een hele
gebeurtenis! We hadden in 14 vakken les gehad op de MULO, maar je hoefde maar in 10
vakken examen te doen, dus voor het examen mocht je er 4 laten vallen. Ik liet
vallen: aardrijkskunde, natuurkunde, scheikunde en tekenen. (Scheikunde had ik
nooit gehad, omdat ik MULO-A deed) |
Het schriftelijk examen werd afgenomen in De Dierentuin in Den Haag op 13 en 14 mei, dus we gingen met de tram. We kwamen in een grote zaal terecht, met lange rijen tafeltjes en stoelen. Ik zat net rustig te werken, toen de surveillant langs kwam. Hij gaf me een klap op mijn schouder en zei: Nou, jij bent ook lekker verbrand! Ik verging van de pijn! |
Na
2 dagen schriftelijk, wat wel goed ging, kregen we op 20 juli nog mondeling.
Vooral boekbespreking in de moderne vreemde talen vond ik lastig en bij Frans
had ik een totale black-out. De examinator stelde de vraag in het Frans, ik
begreep het niet, dus hij vertaalde het in het Nederlands, ik antwoordde in het
Nederlands en hij vertaalde het weer in het Frans! Toch haalde ik er nog een 6
voor! Wiskunde en boekhouden/ bedrijfsrekenen gingen me beter af. Voor algebra haalde ik zelfs een 10 bij het schriftelijk!! |
![]() |
Al
een paar maanden eerder was er bepaald, dat ik naar de kweekschool Sint Rosa in
Neerbosch bij Nijmegen zou gaan.
In de zomervakantie van 1959 naaide ik op al mijn kledingstukken, zakdoeken,
verbandjes en ondergoed etiketjes met nummer 119, want dat nummer had ik
toebedeeld gekregen. |
![]() |
en ik nam mijn intrek in de Sint Rosa-kweekschool in Neerbosch bij Nijmegen. |
In het begin had ik wel wat heimwee, maar al gauw vond ik het heel leuk. Je was altijd omringd door medestudenten en dat was heel gezellig. We deden heel veel dingen samen. En er was een prima voorziening voor als je ongesteld was: In het wc-blok stond in de 2e en in de 5e wc een kast met vakjes met nummers erop en in die vakjes werden de verbandjes bewaard. Nummer 119 was in de 5e wc. Dus als ik ongesteld was, moest ik naar de 5e wc om een schoon verbandje te pakken. De gebruikte verbandjes kon je daar ook achterlaten. Dat was dus gelukkig goed geregeld. |
Wel wel ongemakkelijk was, dat ik pas in de herfstvakantie voor het eerst weer naar huis ging en dat was in die tijd de eerste week van november. Ik had alleen maar zomerkleren bij me, dus eind oktober liep ik nog steeds in bloesjes met korte mouwen en dunne rokken. Toen ik mijn koffer inpakte, had ik er helemaal niet aan gedacht, winterkleren mee te nemen! | ![]() |
Op
de bovenste verdieping van het internaatsgebouw was een grote zaal waar we
sliepen. Er waren schotten gemaakt die niet helemaal tot het plafond reikten,
en zo was er een hele rij chambrettes. Als afsluiting naar de gang hing er een
gordijn. In iedere chambrette stond een bed en een kast. Je kon zelf wat
leuke dingetjes neerzetten of ophangen aan het tussenschot boven je bed. Ik
kocht vooral filmsterrenkaarten van Conny Froboess en Peter, van Rex Gildo en van Romy Schneider, die ik
boven mijn bed prikte. Iedere
dinsdag- en donderdagochtend voordat we naar de H. Mis in de kapel gingen,
moesten we ons bed afhalen. Na de H. Mis maakte je je bed weer op. Een keer in
de week moest je je bed verschonen. Het bovenlaken moest onder en je kreeg weer
een schoon bovenlaken. Er waren duidelijke instructies over hoe je je bed moest
opmaken: in de hoeken moest je een mooie plooi maken. Ook
mocht je één keer in de week in bad. Daarvoor moest je je naam in een schriftje
schrijven bij de tijd en de dag dat jij in bad wilde gaan. In
die tijd wilde ik ook een andere voornaam, ik vond Leny niet zo leuk meer en ik
begon mezelf Lenny te noemen. |
De vakken die we kregen, waren vooral bedoeld om je eigen vaardigheden te verbeteren en ik vond het over het algemeen leuk om te leren: Nederlands:
spraakkunst en literatuurgeschiedenis bestuderen, boeken lezen, spreekbeurten
houden, opstellen schrijven. Muziek:
we leerden notenbalken vertalen in do-re-mi-fa-sol, noten lezen en treffen,
volgens de Ward-methode. Hele liederen zongen we op notennamen en als we tussen
de lessen naar een ander lokaal moesten lopen, zongen we soms het Wilhelmus op
notennamen: Blokfluit: dat was wel leuk, maar ik was er niet goed in. Gymnastiek: hiervoor hadden we rokbroeken gekregen. Dat waren donkerrode korte rokjes met een pofbroek er onder. Kastspringen, lange mat en ringen vond ik heerlijk! Douchen na afloop was er nog helemaal niet bij: we kleedden ons aan en gingen weer naar de klas. 's Zomers hadden we buiten sport: handbal, kastie, enz. Tijdens
alle lessen waarbij je moest luisteren, zaten we te breien: vooral truien en
dassen. Een van de kwekelingen had een Rosa-schooldas ontworpen: antracietgrijs
met aan de uiteinden een lichtblauwe, een witte en weer een lichtblauwe streep,
gebreid in de halve patentsteek. Iedereen ging in haar vrije tijd naar de
Phildarwinkel in Nijmegen om wol te kopen en dan... breien maar tijdens de
lessen! Er waren ook keuzevakken die je buiten de les om kon volgen: naaien, koken, gym, Engels, Spaans. Ik deed mee aan naaien, gym en Spaans. Bij het keuzevak naaien leerden we met een naaimachine omgaan en we maakten onze eigen kleren. Je mocht zelf weten wat je wilde maken en je kocht ook zelf de stof. Als eerste maakte ik een pyjama: daar kon niet zo veel mee fout gaan, dacht ik. Maar ik naaide wel de broeknaad helemaal door, zodat het één grote broekspijp werd! Later maakte ik ook een geruit pakje met een plooirok, wat ik heel graag droeg. Het keuzevak gym werd in de andere kweekschool, aan de Groesbeekseweg gegeven. Het bestond uit: lange mat, kastspringen en ringen. Bij lange mat deden we vooral kunstjes zoals tankrollen, handstand maken op de knieën en schouders van iemand anders, handstand overslag over iemand anders die op handen en knieën zat, enz. Kastspringen vond ik heel leuk: de kast werd in de lengte gezet, een hoge veerplank ervoor, hard aanlopen, aanzweven en dan spreidsprong over de kast heen of de kast in de breedte, eroverheen zweven en op de schouders van Van den Bergh landen! Ringen: we oefenden heel veel op de dislock en de inlock. De dislock ging op den duur wel, maar de inlock heb ik nooit onder de knie gekregen. Eigenlijk wilde ik, vanwege Giesbers, ook op keuzevak Engelse literatuur. Maar omdat ik dat alleen maar wilde omdat ik verliefd was op Giesbers, kon ik dat natuurlijk niet doen. Daarom ging ik op Spaans. Het leek me wel handig om veel talen te spreken. Een andere buitenschoolse activiteit was: Graag Gedaan. Als je je daar voor opgaf, kreeg je een keer per maand een oproep om op een bepaald adres te gaan helpen met schoonmaken of boodschappen doen. De adressen waren van ouderen en alleenstaanden die niet meer goed ter been waren. Hoewel ik op mijn rapport voor orde en netheid een 4 had (ze gingen onze kasten precies controleren toen het bij mij een puinhoop was!) ging ik samen met Marieke of Gerda bij andere mensen opruimen en schoonmaken. Iedere zaterdagavond was er dansen in de gymzaal. De ouderejaars dansten als heer en ze leerden de eerstejaars de passen van foxtrot, tango, Weense en Engelse wals en rock ‘n’ roll (jive). |
Met Sinterklaas en Carnaval was er feest in de gymzaal. De leraren Ten Dam en Giesbers speelden voor Sint en Piet en Giesbers was ook prins Carnaval. Iris Wever, een meisje uit de 3e klas, was prinses Carnaval. | ![]() |
![]() |
Van
de leraar Aardrijkskunde, Wim Bartels, die in Venlo woonde, hadden we een
Venloos Carnavalslied geleerd: En ook: Och waas ik maar
bie mooder toes gebleve En nog meer van dit soort liedjes in Limburgs dialect. |
Begin maart gingen we in de Millinger polder met de biologielerares, zuster Gertrudis (Gertruudje) op watervogelexcursie. We zagen: reiger, kievit, grutto, scholekster, nonnetje, meerkoet, wilde eend, wilde zwaan, fuut, enz. Begin april had ik weer hetzelfde ongemak als de vorige herfst: nu was het mooi weer, maar ik had mijn zomerkleren thuis! Hoofdstuk
15.
9 april 1960 - 9
april 1961 Voor mijn 15e verjaardag had ik van mijn klasgenoten een boekje gekregen: Lijk Halfstok, van Havank. Het was van de Zwarte Beertjes-reeks. Ik vond het zo leuk, dat ik heel veel Havanks ging lezen. Toen we daarna voor Nederlands een opstel moesten maken, deed ik dat in de Havankstijl en ik haalde er een 9 voor!
|
![]() |
Ik ging veel om met Marieke van Loon uit mijn klas. Zij woonde op een boerderij in de Achterhoek, in Etten, een dorpje bij Terborg. Ze ging de weekends naar huis en al gauw ging ik zo nu en dan een weekend met haar mee. Na een van de eerste vakanties had ik mijn fiets met de trein meegenomen om in Nijmegen naar de stad te kunnen gaan, maar ik gebruikte hem nu om naar Terborg te fietsen. Het was een fiets met een rond frame (opoefiets) en ik vond hem heel ouderwets. |
Onderweg stopten we in Doornenburg. Daar had Marieke kennissen wonen. Ze hadden een cafetaria met een jukebox, dus we aten patat en we draaiden platen: Stupid cupid, Bye bye love, Problems, Milord (Corrie Brokken), Pity pity (Paul Anka) enz. En we waren allebei verliefd op Wim, de jongen die daar werkte. Na zo’n weekend in Etten werden we op maandagochtend om kwart over vijf door mevr. Van Loon wakker gemaakt om weer 3 uur terug te fietsen naar Nijmegen! Ik vond het heerlijk, zo’n fietstocht, vooral na half zeven, als het niet meer zo donker was. Het eerste uur, op een modderig zandpad zonder verlichting, was iets minder leuk. We deden er precies 3 uur over, dus dat was wel om te doen (schreef ik in mijn dagboek)! Met Marieke fietste ik vaak door de omgeving van Etten, en als er dan jongens naast ons kwamen fietsen, zwijmelden we helemaal van genoegen! We waren verliefd op de bakkersknecht, op de slagersknecht, op de badmeester, op de jongen van de boekhandel, op een bromnozem die we een week eerder gezien hadden op het teenagerfestival, op de jongen van het snelbuffet (een soort snackbar), op Wim van de cafetaria in Doornenburg, ik was verliefd op de broers van Marieke, ik was verliefd op de broers van Gerda, we waren verliefd op de buurjongens, we werden ter plekke verliefd op jongens die naast ons kwamen fietsen...... |
|
Mijn
andere vriendin was Gerda Geurts. Zij woonde in Nieuwdijk, bij Didam, iets
dichterbij dan Etten. Op den duur ging ik meer met haar mee naar huis. Gerda
woonde ook op een boerderij. Er waren 10 kinderen. De oudste, Theo (Theed), was
getrouwd, de anderen woonden nog thuis. Gerda was het 6e kind. Haar
broers Gerrit, Antoon, Henk en Jan waren allemaal even aardig, al vonden ze het
wel leuk om mij voor de gek te houden (wat niet zo moeilijk was!). Ik vond het
ook heel leuk om het boerenleven (van een afstandje) mee te maken. Vooral het
hooien vond ik heel gezellig. Op zaterdag deed iedereen in huis een of meer werkjes om alles voor het weekend in orde te krijgen. Ik kon niet zo erg veel, maar op den duur werd het schoenen poetsen mijn werkje: alle zwarte zondagse schoenen van vader en alle broers werden op een rijtje gezet in de keuken en ik zorgde er dan voor, dat iedereen op zondagochtend met glimmende schoenen in de kerk zat! |
Carnaval
werd ook uitdrukkelijk gevierd in Nieuwdijk! |
![]() |
![]() |
Al waren de meeste van mijn klasgenoten al 16, 17 of 18 jaar, toch moesten degenen die het weekend niet weggingen, iedere zondagmiddag een wandeling maken onder begeleiding van zuster Margriet. Zo heel erg vonden we dat niet: in die tijd golden heel andere normen! Van links naar rechts op deze foto: Wil Steenbrink, Marieke van Loon, ik, Anny Sauer, Evelyn Korndörffer, Ans Beving, zuster Margriet. |
Half maart was er opeens een zonnige lentedag en we wisten pater Ed Sporken over te halen, ons buiten les te geven. Ik zit op de tweede rij van onder, helemaal rechts.
|
![]() |
|
Hoofdstuk
16.
9 april 1961 -
9 april
1962
waarin ik voor het eerst
een juf
was
De laatste maanden van
het 2e jaar van mijn opleiding tot onderwijzeres waren aangebroken: vanaf het 3e
jaar zouden we stage lopen en ook echt voor de klas gaan staan. We moesten nog
een paar maanden studeren om te zorgen dat we overgingen. Eigenlijk had ik niet zo erg veel aandacht voor de studie: dat ging nogal gemakkelijk. Ik had meer aandacht voor alle jongens om mij heen. Niet op school natuurlijk, dat was een meisjesschool, maar als we in de stad fietsten, of als ik in het weekend met Gerda mee naar huis ging en we gingen dansen. Ik kreeg ook belangstelling voor make-up: ik vond dat ik zulke lichte wenkbrauwen en wimpers had en donkere waren veel sprekender! Met een bruin kleurpotlood tekende ik mijn wenkbrauwen bij en ik kocht een doosje mascara. In dat doosje zat een zwart blokje en er hoorde ook een borsteltje bij. Dat borsteltje moest je natmaken (als er geen kraan in de buurt was, gebruikte je speeksel!) en dan wreef je ermee over het mascarablokje. Daarna kon je er je wimpers mee aanzetten. Een stukje uit mijn dagboek van 5 mei 1961: |
![]() |
Links achteraan in de hoek zaten Riky en Greet, die een tafel voor ons gereserveerd hadden. Wij gingen er dus bij zitten. Wij, dat zijn Toos, Gerda en ik. We hadden ons allemaal verkleed: ik had nu mijn nieuwe blauwe jurk aangetrokken, en weer wat parfum gekregen van Toos. Ook had ik nu gebruik gemaakt van wat mascara. De avond zelf was eigenlijk helemaal niet zo bewogen: meest danste ik met Bartje, d.w.z. omdat hij me het meest vroeg. Weet je wie er ook nog was: die Jos, die met Carnaval in Nieuwdijk, 12 febr, de elektrische gitaar bespeelde. Ik vond ‘m nu nog steeds zo leuk als toen: kuiltjes in z’n wangen, hele witte wenkbrauwen, wat ’n heel leuk effect aan zijn gezicht geeft, en heel leuk blond haar met ’n kuifje naar voren. Hij danste ’n paar keer met ’n meisje met ’n blauw truitje, maar niet met mij. Bartje kwam ook weer veel op me af. Gerda vertelde dat ze aan de theek gezeten had en dat Bartje gezegd had: maar ik weet nog niet, of Leny wel met mij mee wil, en toen had Gerda dan Bartje precies zitten onderrichten hoe hij zich moest gedragen, wilde hij mijn hartje overwinnen: hij moest niet zo flemerig en sentimenteel doen, me niet telkens zo in de ogen zitten kijken, mij niet zo stijf tegen zich aandrukken, enz. enz. |
En zo gaat het verhaal verder, bladzijden lang. Ik vertel over alle jongens die er die avond waren en met wie ik allemaal gedanst heb en of dat prettig was of niet. Over school lees ik niet veel in mijn dagboek. Wel dat we naar de stad (Nijmegen) gingen winkelen, of naar de film gingen. Als interne studente kreeg ik van zuster Teresita ƒ 2,50 zakgeld in de week. Daar moest ik alle dingen die ik leuk vond, van kopen. Maar soms vroeg ik geld voor de trein en dan ging ik liften; zo had ik weer wat geld. Ook werkte ik in de pinkstervakantie bij oom Jan of oom Tinus in de tuin, tomaten plukken. Dat leverde ook weer wat op. Uit mijn dagboek van 4 juni 1961: Donderdag
1 juni ben ik naar de stad geweest, gewapend met het tientje dat ik in de
vakantie verdiend heb. Ik heb gekocht: |
In de zomer van 1961 had ik me, als voorbereiding op mijn stage als juf, opgegeven als leidster van de Delftse vakantieschool. Ik begeleidde een groepje kinderen, waaronder mijn overbuurmeisje Diny de Gier, mijn nichtje Marieke, mijn overbuurmeisje Toos van Leeuwen en mijn zus Lia. Ik voelde me soms zelf nog een kind en ik deed met alles mee!
|
![]() |
De zomervakantie wilde ik ook gebruiken om wat extra geld te verdienen en mama had voorgesteld, een advertentie te zetten in de Delftse Post: “Net
R.K. meisje, 16 jaar, zoekt vakantiewerk, onverschillig wat. Twee
dagen later lag er een briefkaart in de bus, van mevr. A. Bevers uit Delft,
waarop ze had geschreven: “Geachte Mejuffrouw, Naar aanleiding van Uw
advertentie in de Delftse Post van 19 Juli a.s. zou ik U willen verzoeken om een
avondje langs te komen, omtrent enig vacantie. U kunt iedere avond komen tussen
8-9 uur. Met vriendelijke hoogachting teken ik: Mevr. A. Bevers.” Het werken bij mevr. Bevers was wel een beetje ongewoon, want die mensen waren heel rijk en ik vond het een kast van een huis! Ik werkte er iedere morgen van 9 uur tot 12.30. Iedere dag maakte ik een andere kamer schoon en vooral de jongenskamers schoonmaken en hun bedden opmaken vond ik heel interessant werk. Van
mijn zelfverdiende geld (ƒ 21,90 per week) kocht ik in Den Haag bij C&A een
leuke witte charlestonjurk van ƒ 17,50. En in september ging het dan echt beginnen: ik werd als kwekeling ingedeeld op de jongensschool in Neerbosch in de derde klas. Ik had zo gehoopt op een meisjesschool, want ik was bang dat ik jongens niet de baas zou kunnen: ik had niet zoveel vertrouwen in mijn gezag! Maar gelukkig viel het mee: de jongens waren gewend aan kwekelingen en de echte juf had ze goed geïnstrueerd. |
Voor de biologieles had ik een les over de eend gemaakt en deze les kon ik nu echt geven! Verder had ik op school lessen gemaakt over: De Sahara, Philips van Bourgondië, tomaten, ons gebit, de Europese Gemeenschap, de lucht, Zeeland, het Mexicaanse avontuur, Zwitserland, strand en duin, Johannes Vermeer, Michiel de Ruyter, enz. | ![]() |
Het
kweekschoolleven bestond nu uit 5 dagen per week (incl. de zaterdagmorgen) les
en/of studie en ½ dag stage op een leerschool. Er waren ook weer nieuwe leerlingen op school gekomen: meisjes die de MMS of zelfs de HBS hadden gedaan! Zij hoefden de eerste 2 jaar van de kweekschool niet te doen, omdat dat gelijkstond aan die opleiding. |
Ook waren er weer leerlingen uit de Antillen: Aruba en Curaçao. Zij hadden broers en neven in Nijmegen wonen en in de weekends gaven ze soms Antilliaanse feesten: dat waren échte feesten met Antilliaanse muziek! Ze dansten de merengue en de tumba en die dansen wilde ik ook leren! Bij de merengue moest je je heupen bewegen, maar de meeste Nederlanders (ik ook) bewogen hun heupen met de passen mee, terwijl je ze tegen de passen in moest bewegen! ’s Avonds op mijn kamer oefende ik achter een stoel: ik maakte een pas met mijn rechtervoet en ik bewoog meteen mijn rechterheup naar beneden! Na avonden oefenen werd mijn inspanning beloond: op de Antilliaanse feesten zeiden de jongens tegen mij dat ik goed kon dansen! |
![]() |
We
sliepen nu niet meer in het Rosa-hoofdgebouw, maar in de nieuwbouw. Daar waren
geen chambrettes, iedereen had een eigen kamer. We begonnen koffie te drinken.
We mochten uiteraard geen kooktoestellen op onze kamer hebben, dus bijna
iedereen had een dompelaar gekocht, een elektrisch apparaatje dat je in een
pannetje water onderdompelde en dat heet werd als je het aansloot op het
stopcontact. Op de Markt in Delft had ik een mooie aardewerken beker gekocht.
’s Avonds deden we een flinke schep Nescafé in onze beker, veel suiker erbij,
een paar druppeltjes water erbij en met een lepeltje kloppen tot het schuimde.
Dan het kokende water erbij en we hadden een heerlijke kop koffie! Ik vond de liedjes van Cliff Richard heel romantisch. Je was óf voor Elvis óf voor Cliff. Ik was voor Cliff, want ik vond Elvis veel te rauw. Ik was helemaal weg van het nummer When the girl van Cliff Richard en toen ik genoeg zakgeld had gespaard, kocht ik dat singletje à ƒ 3,95. Ik had nog geen grammofoon, of pick-up, zoals dat apparaat meestal genoemd werd, maar ik was ervan overtuigd dat ik ooit voldoende geld gespaard zou hebben om een pick-up te kunnen kopen! En ondertussen was het maart 1962 geworden, Carnavalstijd. En ook in Nieuw-Dijk werd dat weer uitbundig gevierd. Gerda en ik hadden 19e-eeuwse hoedjes genaaid en ik werd verliefd op Lex. |